Jurisprudentie
BJ4452
Datum uitspraak2009-08-03
Datum gepubliceerd2009-08-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/37722
Statusgepubliceerd
Indicatie
Erkenning als vluchteling door de UNHCR / C2/2/121 Vc 2000 / zorgvuldigheid
Ingevolge het in C2/2.121 Vc neergelegde beleid dient verweerder na te gaan of de erkenning door de UNHCR als vluchteling individueel of categoriaal heeft plaatsgevonden. Dat is mede van belang voor de beoordeling of, en zo ja in hoeverre, de situatie in het land van herkomst sinds de erkenning als vluchteling door de UNHCR is gewijzigd. Door te volstaan met een mail aan de UNHCR en geen verdere pogingen te doen om van die organisatie uitsluitsel te verkrijgen, is het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen. Daarnaast heeft verweerder evenmin de vereiste zorgvuldigheid betracht door eisers zaak niet voor te leggen aan de UNHCR in Nederland ter beoordeling van de vraag of eiser kan worden verwijderd naar zijn land van herkomst, zoals ook voorgeschreven in het beleid.
Uitspraak
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 08 / 37722
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 3 augustus 2009
in de zaak van:
[eiser],
geboren op [geboortedatum], van burger van de Democratische Republiek Congo (DRC) nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. M.E. Muller, advocaat te Gouda,
tegen:
de staatssecretaris van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Eiser heeft op 30 januari 2008 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 2 oktober 2008 afgewezen. Eiser heeft tegen het besluit op 21 oktober 2008 beroep ingesteld.
1.2 Verweerder heeft op 8 juni 2009 een verweerschrift ingediend.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 18 juni 2009. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Eiser heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag, samengevat, het volgende aangevoerd. Eiser heeft in de DRC traktaten gekopieerd om mensen voor de verkiezingen op de hoogte te stellen van de situatie in de DRC. Op het moment dat eiser de traktaten kopieerde, is hij samen met vier vrienden opgepakt door de autoriteiten. Eiser is vervolgens mishandeld door de autoriteiten. Een aantal van de soldaten hebben eiser laten ontsnappen omdat eiser pastoor is. Eisers vrienden zijn doodgeschoten. Eiser heeft naar aanleiding hiervan zijn land van herkomst verlaten en is naar Marokko gereisd. In Marokko is eiser door de UNHCR erkend als vluchteling. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een pasje van de UNHCR, afgegeven op 7 juni 2007, overgelegd. Doordat Marokko eiser niet als vluchteling erkende, is eiser viermaal opgepakt en gedeporteerd naar de Sahara. Eiser heeft na de vierde arrestatie besloten Marokko te verlaten en is met behulp van een reisagent naar Nederland gereisd.
2.3 Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat hij het relaas ongeloofwaardig acht. Verweerder heeft bij de beoordeling betrokken dat eiser toerekenbaar geen documenten ter staving van zijn nationaliteit, identiteit en reisroute heeft overgelegd. Het relaas ontbeert positieve overtuigingskracht. Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29 Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dat de UNHCR eiser in Marokko als vluchteling heeft erkend, leidt gezien het voorgaande niet tot een ander oordeel. Verweerder is immers niet gebonden aan de door de UNHCR verleende status.
2.4 Eiser heeft hiertegen, samengevat, het volgende aangevoerd. Eiser kan niet worden toegerekend dat hij geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn nationaliteit. Eiser verwijst hiertoe naar de brief van Roman N.S.. Eiser heeft zijn identiteit onderbouwd middels het document van de UNHCR en een document waaruit blijkt dat eiser dominee was. De UNHCR gaat bovendien uit van de identiteit van eiser. Eiser kan gelet op het beleid in C4/3.6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) niet worden toegerekend dat hij geen reisdocumenten heeft overgelegd van zijn reis van de DRC naar Marokko. Blijkens dat beleid gaat het immers om documenten die bij de reis naar Nederland worden gebruikt. Eisers relaas is geloofwaardig. Gelet op de vaststelling van de UNHCR rust op verweerder een zwaardere motiveringsverplichting. Eiser wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 november 2002 (200205536/1). In beroep heeft eiser het dossier van de UNHCR overgelegd. Eiser kan niet worden toegerekend dat hij het dossier niet voor het besluit heeft overgelegd nu verweerder op grond van artikel 35 Vluchtelingenverdrag (Vv) verplicht was informatie bij de UNHCR op te vragen. Nu eiser is erkend als vluchteling door de UNHCR kan hij op grond van C2/2.13 Vc niet worden uitgezet naar de DRC.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 In C2/2.12 Vc is neergelegd dat Nederland op basis van artikel 35 Vv samenwerkt met de UNHCR op het terrein van de vluchtelingenbeleid. De verplichting van artikel 35 van het Verdrag behelst geen plicht om de UNHCR-standpunten te volgen. Nederland heeft een eigen bevoegdheid inzake de statusbepaling en de beslissing of een verblijfsvergunning wordt verleend. Indien de vreemdeling reeds door de UNHCR als vluchteling is erkend, wordt bezien of deze erkenning categoriaal of individueel heeft plaatsgevonden en in hoeverre de situatie in het land van herkomst inmiddels is gewijzigd. Overigens zal in een zaak waarin een individuele verklaring door de UNHCR is gegeven ook altijd een individuele toets plaatsvinden, waarbij gewijzigde omstandigheden in het land van herkomst sinds de mandaatverklaring worden meegewogen. Indien de vertegenwoordiging van de UNHCR in Nederland van mening is dat de vreemdeling thans op grond van diens individueel asielrelaas vluchteling is, wordt hij niet verwijderd naar het land van herkomst. Dit dwingt niet tot verlening van een verblijfsvergunning aan de vreemdeling. Verwijdering naar een ander land, bijvoorbeeld op basis van artikel 30, onder a of d, Vw of artikel 31, tweede lid, onder h of i, Vw, blijft tot de mogelijkheden behoren.
2.6 Conform bovengenoemd beleid heeft verweerder op 17 juli 2008 per mail aan een medewerker van de UNHCR gevraagd of de erkenning door de UNHCR als vluchteling individueel of categoriaal heeft plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt niet dat de UNHCR deze e-mail op enig moment heeft beantwoord. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat verweerder geen antwoord heeft ontvangen van de UNHCR op de mail van 17 juli 2008, dat verweerder niet heeft gerappelleerd bij de UNHCR teneinde alsnog een antwoord te krijgen en dat verweerder evenmin op een andere wijze heeft getracht de informatie van de UNHCR te verkrijgen.
2.7 De door verweerder aangehaalde omstandigheid dat uit bovenstaand beleid volgt dat verweerder niet gehouden is de UNHCR-standpunten te volgen en dat altijd een individuele toets plaatsvindt, laat naar het oordeel van de rechtbank onverlet dat verweerder ingevolge dat beleid dient na te gaan of de erkenning door de UNHCR als vluchteling individueel of categoriaal heeft plaatsgevonden. Dat is mede van belang voor de beoordeling of, en zo ja in hoeverre, de situatie in het land van herkomst sinds de erkenning als vluchteling door de UNHCR is gewijzigd. Door te volstaan met een mail aan de UNHCR en geen verdere pogingen te doen om van die organisatie uitsluitsel te verkrijgen, is het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen. Daarnaast heeft verweerder evenmin de vereiste zorgvuldigheid betracht door eisers zaak niet voor te leggen aan de UNHCR in Nederland ter beoordeling van de vraag of eiser kan worden verwijderd naar zijn land van herkomst, zoals ook voorgeschreven in het beleid.
2.8 Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich op het standpunt gesteld dat in het in beroep door eiser overgelegde rapport van de UNHCR verklaringen van eiser zijn opgenomen die tegenstrijdig zijn met de verklaringen van eiser, zoals neergelegd in het rapport van nader gehoor van 20 maart 2008. Volgens verweerder maakt dit eisers relaas ongeloofwaardig. Dit standpunt maakt echter geen deel uit van het bestreden besluit, zodat dit niet bij de beoordeling in rechte kan worden betrokken.
2.9 Reeds gezien het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 Awb. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
2.10 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.11 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt en de Staat der Nederlanden als rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 2 oktober 2008;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt de Staat der Nederlanden op € 644,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem;
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.C. Greeuw, rechter, en op 3 augustus 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. L.I. Siers, griffier.
afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.